Heldere taal vlak voor de verkiezingen

Tekst: Monique Marreveld 

Vijf politieke partijen waren op 27 oktober te gast op het Hyperion Lyceum in Amsterdam.
Zet onderwijs op #1 luidde het motto van de middag. Middels stellingen werden Marjolein Moorman (PvdA/GL), Ilana Rooderkerk (D66), Chantal van den Berg (CDA), Arend Kisteman (VVD) en Sam Schwarz (SP) verleid tot heldere taal. Voor het moderniseren van artikel 23 bleek een meerderheid, de brede brugklas had wel fans maar voor een verplichting schrokken de meeste sprekers terug. Het meest uitgesproken was Moorman: ‘Met Onderwijsnetwerk Amsterdam proberen we als gemeente scholen en leraren te verleiden om het goede te doen. Want we weten zoveel over wat werkt. Maar wordt het geen tijd om als overheid de regie te pakken en te zeggen: Dit is hoe we het gaan doen?’

Subsidieconfetti
440 keer komt het woord onderwijs voor in de programma’s van bovenstaande vijf partijen. Gastheer rector Martijn van Velzen had het eerlijk geturfd. Maar wat zegt dat? De VVD spreekt in haar programma over ‘onderwijs van wereldklasse’, aldus Van Velzen, maar staat óók voor een bezuiniging van 1,5 miljard euro op onderwijs.

Misschien moeten we kijken naar wat partijen de afgelopen jaren voor elkaar hebben gebokst? UTwente – het medium van de Universiteit Twente – zocht het uit voor het hoger onderwijs. Wie meer bewijs wil, moet de stemmingsuitslagen in de Tweede Kamer erbij pakken of bijvoorbeeld te rade gaan bij de analyses van het RED-team. Flinke bezuinigingen en het slalommen met geld zullen de lezer in ieder geval nog vers in het geheugen liggen.

Gaat er toch misschien te veel geld naar onderwijs, vroeg Van Velzen zich af? ‘Neem de subsidieconfetti, die veroorzaakt perverse prikkels. Hier in Amsterdam Noord is de subsidie voor de basisvaardigheden bijvoorbeeld al binnen, maar de bijbehorende plannen moeten nog in elkaar gezet worden. Geld genoeg, maar de leerkrachten om ze uit te voeren ontbreken vaak.’

‘Overheid, grijp in!’
De organisator van deze verkiezingsmiddag was Stichting Meer leren op school, een soort afgeleide van het RED-team dat zich ten doel stelt het onderwijslandschap te ‘transformeren’. Voorzitter Ton van Haperen maakte van zijn hart geen moordkuil: ‘Het onderwijsniveau daalt al jaren en er moet iets gebeuren. Leraren en schoolbesturen kunnen de problemen niet oplossen, anders was dat al gedaan. Overheid, grijp in!’

Inderdaad, Nederland doet het slecht in internationale vergelijkingen. Bij het laatste Pisa-onderzoek bleek een derde van de 15-jarigen onvoldoende geletterd om bijvoorbeeld een brief van de overheid te begrijpen. Ook de Nederlandse onderwijsinspectie trekt herhaaldelijk aan de bel (Staat van het Onderwijs 2024): de kwaliteit van scholen staat onder druk (po), leerlingen beheersen de basisvaardigheden steeds minder (vo), de personeelstekorten (leraren én schoolleiders) zijn urgent.

Het eerlijke verhaal is dat meer geld alleen Nederlandse leerlingen niet per se beter zal laten presteren. Daarvoor is de situatie te complex. Aan welke knoppen moeten we dan draaien na de verkiezingen?

Brede, meerjarige brugklas
Een van de hete hangijzers is momenteel de brede, meerjarige brugklas waarvoor de Onderwijsraad pleit in het advies ‘Later selecteren beter differentiëren’. Mocht het tot een verplichting komen, dan is dit een flinke stelselwijziging, in weerwil van de waarschuwingen van de commissie-Dijsselbloem tegen grootschalige systeemveranderingen die sinds 2008 in ieders oren echoot. Kisteman was in ieder geval mordicus tegen. Zelf is hij bakker en ondernemer. Hij pleitte ervoor om praktisch ingestelde jongeren juist meer ruimte te geven om aan het werk te gaan. De VVD’er heeft de wind in de rug: de samenleving heeft behoefte aan werknemers in de zorg en de techniek. Veel van deze leerlingen willen helemaal niet meer naar school volgens hem. Geen langere brede brugklas dus waar zij, noch hun meer theoretisch ingestelde leeftijdsgenoten, aan hun trekken komen en waarvan leraren alleen maar gefrustreerd raken. Geef iedereen gewoon op eigen niveau les en leid leerlingen sneller door de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Laten we ons ondertussen niet te veel aantrekken van ouders die maar pushen en stress veroorzaken doordat ze hun kinderen naar hogere niveaus willen optrekken. De doorstroomtoets biedt een prima advies voor een vervolgopleiding.

Op die doorstroomtoets is de laatste jaren natuurlijk veel kritiek geweest, bijvoorbeeld van de PO-Raad. Hij zou niet toetsen wat er onderwezen wordt en de toetsen verschillen te veel van elkaar.

Chantal van den Berg pleitte in tegenstelling tot Kisteman juist voor meer tijd en ruimte, ook voor de meer praktisch ingestelde leerlingen. Zelf is ze ervaringsdeskundige, ze heeft een samengesteld gezin met tien kinderen tussen de 11 en 21 jaar oud. ‘Juist praktisch ingestelde kinderen belanden nu op hun zestiende, midden in de puberteit, op grote mbo’s en hebben vaak geen idee wat ze willen. “De keuze is reuze” maar het werkt niet. Het voelt voor veel leerlingen helemaal niet passend. Met een langere, bredere brugklas krijgen ze meer tijd om tot bloei te komen. Ook voor de samenleving is het fijn als verschillende groepen leerlingen wat langer bij elkaar blijven in plaats van in aparte scholen gezet worden.’ De doorstroomtoets mag wat haar betreft best wat minder belangrijk worden, het oordeel van de leerkracht is haar veel waard.

Eigenlijk is dit een oude discussie. In Nederland vinden we het meestal heel gewoon dat vwo’ers tot hun achttiende of later naar school gaan met alle problemen die daarbij horen. Zij moeten als het ware tijd en ruimte krijgen om de wereld te ontdekken. Maar tegelijkertijd willen we dat leerlingen in de beroepskolom het liefst zo snel mogelijk hun opleiding voltooien en aan het werk gaan. Is dat eerlijk? Eerder schreef hoogleraar Onderwijswetenschappen Sjoerd Karsten hier uitgebreid over, onder andere in het boek De hoofdstroom in de Nederlandse onderwijsdelta, een nuchtere balans van het mbo.

Marjolein Moorman beloont in Amsterdam als wethouder tien scholen met een brede brugklas bonus. ‘Het is een ouderwetse gedachte dat je voor een kind van 11 jaar kan bepalen wat diens niveau is.’ Veel te vroeg en bovendien niet altijd neutraal. Leerkrachten zien soms hobbels bij een leerling, omdat ouders het kind bijvoorbeeld niet kunnen helpen bij een vervolgopleiding; bij een ander kind is er geld genoeg voor bijlessen, een eigen kamer en ga zo maar door. 70% van de schooladviezen komt volgens Moorman niet overeen met de toetsresultaten.

Nederland selecteert absurd vroeg, in te veel niveaus, stelde Moorman. En dat leidt tot ongelijkheid die de samenleving verdeelt en veel geld kost, het vergroot segregatie en leidt tot verspilling van talent. Bied leerlingen liever meer ondersteuning in brede, meerjarige brugklassen. Moorman is te verstandig om te pleiten voor verplichte landelijke invoering, maar noemde wel een ‘staatscommissie’ die brede invoering kan onderzoeken.

Rooderkerk voegde een belangrijk argument toe: een brede brugklas is helemaal niet zo raar, want de beste vmbo’ers presteren nu al vaak net zo goed als de slechtste vwo’ers. Zo veel verschil zit er vaak niet tussen die leerlingen. En leerkrachten kunnen heus differentiëren. Geef ze de ruimte en vaar ook niet te veel op die doorstroomtoets. ‘Ik heb te veel leerlingen gesproken die juist zeiden: had ik maar de kans gehad me langer te ontwikkelen.’ Nederland selecteert echt te vroeg.

Lat omhoog
Je kunt de school anders organiseren, maar je kunt ook de normen verhogen waaraan scholen moeten voldoen. Met andere woorden, moet de lat omhoog? En moet de overheid daar misschien meer regie op voeren? Van Haperen kreeg er de handen niet echt voor op elkaar. De suggesties die de toekomstige Kamerleden deden, waren eigenlijk weinig concreet.

Rooderkerk vertrouwt op de leerkracht: geef die meer ruimte en dring aan op een kennisrijk curriculum. Hoe je dat op meer scholen voor elkaar krijgt, werd niet duidelijk. Behalve dat ze het belang van lezen en schrijven benadrukte in het curriculum. De SP benadrukte de initiatiefwet voor een maximale klassengrootte (niet meer dan 21 kinderen) die Schwarz samen met D66 heeft ingediend. Van den Berg was ambivalent: kleinere klassen zullen enerzijds de werkdruk verlagen, maar aan de andere kant het lerarentekort aanjagen. Maak het makkelijker voor zij-instromers om de klas in te komen en verlaag de werkdruk, want nu verlaten te veel leraren het beroep binnen vijf jaar omdat ze het niet trekken.

Kisteman liet zich uit de tent lokken en begon over streefniveaus voor taal en rekenen: ‘De lat moet omhoog, de lesmethodes zijn niet altijd goed, daar moeten we naar kijken.’ En verrassend: de leesresultaten dalen, maar de diploma’s blijven ongeveer gelijk, hoe kan dat? Als toeschouwer zou je zeggen: er is meer onderzoek nodig, maar die stap zette de VVD’er niet. Het was wel een inkoppertje voor de SP’er die concludeerde: u heeft tien jaar aan de knoppen gezeten en tien miljard extra uitgegeven en toch zijn de onderwijsresultaten slecht…

Voorschool
Van den Berg bracht een concrete suggestie in: zet in op hogere verwachtingen en investeer in de voorschool, zodat zoveel mogelijk kinderen op een gelijk niveau instromen op de basisschool.

En hoewel er van alles te zeggen valt over nut en onzin van voor- en vroegschoolse educatie is dat geen gek idee. Immers, juist de grote verschillen waarmee kleuters de school binnenkomen zijn heel lastig in te lopen, weten we uit onderzoek. En ze maken differentiëren ook lastig voor leerkrachten.

Een andere pragmatische suggestie van de christendemocraten: focus op rekenen, lezen en schrijven in plaats van op een steeds breder curriculum. En dat klinkt aardig, maar kan ook leiden tot een verarmd, smal curriculum waardoor leerlingen juist minder goed presteren. Uit onderzoek weten we: kennisrijk onderwijs is beter.

Artikel 23
Heet hangijzer waren natuurlijk de uitlatingen van CDA-voorman Henri Bontenbal over artikel 23, de vrijheid van onderwijs die zou mogen botsen met artikel 1 van de grondwet dat gelijkheid van iedereen garandeert. Extreem pijnlijk, noemde Moorman de rel. En hoewel Bontenbal inmiddels excuses heeft aangeboden en heeft gezegd dat hij het anders had moeten formuleren, heeft hij de discussie over deze hoeksteen van het Nederlandse onderwijssysteem wel weer even naar voren gehaald. Periodiek komt ze terug: wordt het geen tijd artikel 23 (uit 1917) te moderniseren? Rooderkerk noemde bijvoorbeeld een acceptatieplicht, Moorman deed een concrete suggestie die minder omslachtig is dan een grondwetswijziging (die immers twee keer door de Tweede Kamer moet): ‘Lid 7 van artikel 23 stelt dat je regels voor bekostiging mag opleggen aan het voortgezet onderwijs.’ Dat biedt mogelijk ruimte, want dan zou je misschien van middelbare scholen kunnen eisen dat ze homoseksuele leerlingen niets in de weg leggen? In 2021 was dat nog een kwestie op het Gomarus College. Het openbaar ministerie concludeerde een jaar later dat er wel strafbare feiten waren gepleegd, maar ging niet over tot vervolging.

Van den Berg benadrukte niet verrassend dat de diversiteit die artikel 23 mogelijk maakt, een groot goed is. Zij vond Moorman aan haar zijde die zei: ‘Het heeft ons ook iets opgeleverd; de zoon van de slager en de bankdirecteur zitten in het bijzonder onderwijs vaak samen op dezelfde school.’ Bijzonder onderwijs kan met andere woorden segregatie ook verminderen. Bekend is bijvoorbeeld dat in buurlanden zoals Frankrijk en Engeland juist bijzondere particuliere scholen schotten tussen bevolkingsgroepen in stand houden.
En dan was er nog de werkelijkheid van alledag die deze discussie in een ander daglicht plaatste: 66% van onze scholen is bijzonder dus wie daar aan gaat tornen, neemt een grote uitdaging op zich, aldus Kisteman. Veel succes, leek hij te willen zeggen, dat gaat je niet lukken.

Evidence-informed
Voor de kwaliteit van het onderwijs is een andere kwestie veel belangrijker en die durfde Moorman wel aan te snijden. ‘Met Onderwijsnetwerk Amsterdam proberen we als gemeente scholen en leraren te verleiden om het goede te doen. Want we weten zo veel over wat werkt. Maar wordt het geen tijd om als overheid de regie te pakken en te zeggen: Dit is hoe we het gaan doen?’

Evidence-informed werken afdwingen, het past in het straatje van stichting Meer leren op school, maar wekte weinig respons bij de andere deelnemers. Het is misschien wel een uitspraak die coalitiepartners straks nog eens zullen overdenken voordat ze Moorman bellen?

Een verplicht lerarenregister met bijbehorende periodieke professionalisering à la BIG-register in de zorg, zou daar misschien wel een rol in kunnen spelen? Het was de laatste kwestie die de meningen nog enigszins verdeelde. Al die routes naar het leraarschap (384 volgens de onderwijsinspectie), de matige belangstelling voor professionalisering die Van Haperen signaleert, er moet iets gebeuren. De kwaliteit van leraren verbeteren is misschien wel een silver bullet? Maar hoe doe je dat?

De politici op het podium wisten er eigenlijk geen raad mee. Het lerarenregister is in 2022 juist afgeschaft, aldus Van den Berg, moeten we dat dan weer proberen? Alles staat of valt met de beroepsgroep van leraren zelf, zei ook de VVD. Duwen vanuit OCW is al geprobeerd en gaat niet werken. D66 wilde opnieuw kijken naar de bevoegdheidseisen en die misschien opsplitsen in fasen: startbekwaam, vakbekwaam, expert. Maar dan moet er ook wel tijd en ruimte komen voor leraren om hun vak te verbeteren.

Het meest uitgesproken was Moorman, die het belang benadrukte van beroepstrots. ‘Het besef moet gaan landen wat het betekent om leerkracht te zijn.’ En dat heeft consequenties, stelde ze: Een leerkracht die niet leest, vind ik niet kunnen. Maak het maar verplicht op de pabo: 40 boeken per jaar. Een klas opvangen zonder bevoegdheid, dat kan niet.’ Mocht ze straks minister van Onderwijs worden, dan weet Nederland wat het kan verwachten.

Verrassend was een reactie uit de zaal waarin werd benadrukt dat leraar zijn geen individueel beroep is maar teamwerk. Alle leraren zijn samen verantwoordelijk voor de leerlingen. Dat is natuurlijk een prachtige slotconclusie.